keuring voor registratie als kampeerauto

De inbouw is inmiddels zo ver gevorderd dat de auto aan de buitenzijde meer lijkt op een kampeerauto dan op een bedrijfswagen. De roosters voor de koelkast en de schoorsteen voor de boiler zijn weliswaar in zwart geschilderd, maar toch duidelijk zichtbaar.
Ook binnen is het gebruiksdoel duidelijk. Er zit inmiddels een bed/bank in en ook de kookhoek is al als zodanig herkenbaar.
Voor de belastingdienst / douane is het nu een kampeerauto. Behalve het risico om bij aanhouding een forse boete op te lopen is het ook verstandig om de wagen nu te laten keuren omdat verdere inbouw de auto (nog) zwaarder maakt waardoor het belastingtarief (nog) hoger zal uitvallen. Vandaar dat we plannen om de bus nu formeel tot kampeerauto te laten verklaren. Dat betekent
  • door de RDW laten keuren als kampeerauto
  • bij de douane aangifte doen voor de BPM

RDW-keuring

Om door de RDW als kampeerauto te worden aangemerkt moet de auto een woondeel hebben dat is uitgerust met:
  • een tafel en zitplaatsen
  • vaste slaapplaats van minimaal 60 bij 180 cm met boven de bedbodem een vrije ruimte van minstens 60 cm.
    zitplaatsen en dergelijke mogen worden omgevormd tot slaapplaats.
  • een vaste kookgelegenheid
LET OP!
Om bij het Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting in aanmerking te komen voor het kwart-tarief is de aantekening "kampeerauto" op het kentekenbewijs niet voldoende.
Zie voor de fiscale inrichtingseisen hier


Via het centrale telefoonnummer in Zoetermeer 079 346 44 44 maken we een afspraak voor de keuring. De eerstvolgende datum waarop we terecht kunnen is: 1 april 1999.
Bij de keuring moeten de volgende documenten worden overlegd:
  1. rijbewijs (of paspoort met uittreksel uit het bevolkingsregister)
  2. kentekenbewijs
  3. verslag van weging, afgegeven bij een weegbrug met douanetoezicht
Bij het maken van de afspraak voor de keuring krijgen we van de RDW ook het adres van de dichtsbijzijnde weegbrug.
Het nieuwe gewicht is ook bepalend voor het belastingtarief. Het is dus zaak zo licht mogelijk op de weegbrug te staan.
Bij de planning van de inbouw hebben we overwogen om eerst een provisorische inbouw te maken met alleen de verplichte slaap- zit- en kookgelegenheid. Als je de koelkast, boiler, kachel, etc. pas later inbouwt bespaar je je al gauw een tariefklasse oftewel 55 gulden per jaar. Toch hebben we daar vanaf gezien omdat het veel tijd zou gaan kosten. De Nederlandse Staat mag ons daarvoor wel dankbaar zijn!
Tijdens de weging moet de auto voorzien zijn van het reservewiel en het gereedschap. Ook moet de brandstoftank half gevuld zijn. Helaas had ik net getankt en dat betekent dat de auto zo'n 40 kilo zwaarder wordt geregistreerd dan strikt noodzakelijk. De Nederlandse Staat mag ons wel dubbel dankbaar zijn.
Het verslag van weging vermeld:
eigen massa: 3020 kg
asdruk vooras: 1540 kg
asdruk achteras: 1480 kg
De keuring kost ƒ 80,--. Vooraf te betalen!
De keuring verloopt zonder enig probleem. De keurmeester spreekt nog enige waarderende woorden over de onverwoestbaarheid van de 508 in het algemeen en over de staat waarin dit exemplaar zich bevindt.
Deel I van het kentekenbewijs wordt ingenomen. Nadat de douane heeft doorgegeven dat de BPM is betaald zal de RDW een nieuw deel I toezenden.

aangifte BPM


Voor de BPM-berekening-methode
klik hier
Van de RDW krijgen we een formulier mee voor aangifte BPM. Voor de berekening van de BPM is de oorspronkelijke netto catalogusprijs het uitgangspunt. Ons was verteld dat de douane over die gegevens beschikt dus hebben we geen moeite gedaan de oorspronkelijke prijs te achterhalen.
Het oudste prijzenboek dat de douanier kon vinden was echter uit 1988 en daarin stond geen 508. Omdat het 1 april was zou hij mij matsen en stelde de netto catalogusprijs op ƒ 38.000,--.
De te betalen BPM bedraagt dus ƒ 1.589,--








 
Wie een vrachtwagen of bestelauto ombouwt tot kampeerauto is sinds 1 jauari 1993 Belasting van Personenauto's en Motorrijwielen verschuldigd. Die verplichting gaat in op het moment dat de omgebouwde auto als kampeerauto wordt ingeschreven in het kentekenregister van de RDW.
Tot 1 mei 1998 gold dat per maand ouderdom van de auto (vanaf datum eerste toelating c.q. afgiftedatum deel I kentekenbewijs) steeds 1% op de BPM in mindering werd gebracht.
Vanaf 1 mei 1998 geldt dat er een restbedrag verschuldigd blijft van 10% van de oorspronkelijke BPM. Voor old-timers (25 jaar en ouder) wordt geen restbedrag geheven.
Per 1 mei 1999 is de BPM-regeling opnieuw gewijzigd.
Indien na het tijdstip waarop de personenauto voor het eerst in gebruik is genomen een tijdsduur is verstreken van bedraagt het percentage
minder dan een maand 4
een maand of meer1 maar minder dan twee maanden 7
twee maanden of meer, maar minder dan drie maanden 10
drie maanden of meer, maar minder dan zes maanden 15
zes maanden of meer, maar minder dan 1 jaar 24
1 jaar of meer, maar minder dan 2 jaar 37
2 jaar of meer, maar minder dan 3jaar 47
3 jaar of meer, maar minder dan 4 jaar 57
4 jaar of meer, maar minder dan 5 jaar 66
5 jaar of meer, maar minder dan 6 jaar 72
6 jaar of meer, maar minder dan 7 jaar 77
7 jaar of meer, maar minder dan 8 jaar 82
8 jaar of meer, maar minder dan 9 jaar 86
9 jaar of meer 90
Indien een tijdsduur is verstreken van 25 jaar of meer, dan vervalt de BPM














terug